De geschiedenis van het monument
De geschiedenis van het monument
Eerste luitenant Ian Jacob Havelaar is commandant van één van de twee carrier troops van de "recce" (recce = verkenningsafdeling). De 7 carriers (licht gepantserde rupsvoertuigen) van zijn troop staan geparkeerd in de voorstraat.
Havelaar, geboren in Rotterdam op 19 maart 1910, is een engelandvaarder. Voor de oorlog had hij als vrijwilliger dienst genomen bij de vaartuigendienst. Tijdens de bezetting monsterde hij aan als "tremmer"(stoker) op een schip dat voor de duitders voer, bestemming Zweden.
Bij aankomst daar, ontsnapte hij. Na de nodige avonturen was hij per vliegtuig naar Engeland gebracht. Zoals alle Engelandvaarders werd ook hij door Koningin Wilhelmina ontvangen. Bij die gelegenheid gaf hij te kennen dienst te willen nemen bij de Prinses Irene Brigade. Met die brigade was hij in augustus 1944 in Normandie geland.
Hij is vast van plan zijn opdracht fanatiek uit te voeren en het dorp Colijnsplaat te bewaken voor aanvallen over het hem zo bekende water. Overdag worden er daarom 3 waarnemingsposten aan de kust bemand. 's Nachts zijn er patrouilles.
25 november 1944.
In de vroege morgen worden de officieren en mannen van de Recce, die liggen te slapen in de hotels Zeelandia en De Patrijs gewekt door 2 zeeuwse boeren, M. Neerhout en M. Fortuin. De eerste is een evacuée uit Zierikzee, ondergebracht op de hoeve van Cor de Regt. Hij vertelt dat een groep Duitsers, zwaar bepakt en gezakt met zo'n 30 man, vanuit Schouwen met een bootje zijn geland. De groep heeft bij de hoeve van de Regt een wagen meegenomen en is op weg naar het dorp. Fortuin bevestigt het verhaal. Hij is boerenknecht in dienst van de Regt. Hij was op weg naar de hoeve toen hij de duitsers zag naderen. Onmiddelijk is hij gekeerd, en over het land bereikte hij het dorp. Daar kwam hij Neerhout tegen, ook op weg om de Irene Brigade te waarschuwen.
Het kost de beide mannen moeite om kapitein Immink te overtuigen. Tenslotte besluit hij het zekere voor het onzekere te nemen, en geeft luitenant Havelaar bevel naar de hoeve van de Regt te gaan. Neerhout moet mee om de weg te wijzen. Bij de afwateringssluis in Colijnsplaat komen de 2 groepen elkaar tegen. Er worden lichtkogels afgevuurd.
De Duitsers trekken zich terug. Het is inmiddels laag water geworden en daardoor onmogelijk om snel met hun boot van het eiland te komen. In de buurt van de hoeve aan de West Zeedijk graven ze zich in.
De troop van Havelaar nadert hen zo dicht mogelijk. De mannen verlaten de carriers en kruipen naar de dijk. De luitenant richt zich bovenop de dijk op, om met zijn verrekijker, de situatie te observeren. Onmiddelijk valt hij terug, getroffen in het hoofd, door wat een toevalstreffer moet zijn geweest.
De strijd brandt daarop los. Er wordt steun gevraagd en gekregen van een Engels artillerie batterij, opgesteld bij Nieuwland. De bewoners van de hoeve van de Regt hebben dan al te horen gekregen dat ze zo snel mogelijk in de kelder moeten.
Het eerste schot van de Engelse artillerie valt boven op de kruin van de dijk. Na enkele schoten staan de Duitsers op, hun handen in de lucht. Twee van de groep van 25 zijn gewond, hun commandant is gedood.
Ook Havelaar is overleden, eerste hulp heeft niet mogen baten. Zijn lichaam wordt op een boerenwagen gelegd, op wat stro en een zeil er over. Zo trekt de stoet het dorp in. Voorop de gevangen genomen Duitsers, daarachter de boerenkar.
De bevolking van Colijnsplaat trekt zich het lot van de ongelukkige luitenant aan. Er wordt geprobeerd geld in te zamelen voor een kist. Hiervoor krijgt men geen toestemming: een soldaat moet zo worden begraven. Dit gebeurt de volgende zondag op de algemene begraafplaats.
Bij de verhoren van de Duitsers wordt pas duidelijk hoe groot de ramp had kunnen zijn als zij in hun opzet waren geslaagd. Grote hoeveelheden springstoffen worden aangetroffen bij hun uitrusting. De bedoeling was om de afwateringssluis op te blazen, en hiermee grote delen van het eiland onder water te zetten.
Verder zou de mannelijke bevolking moeten worden samengedreven in de Ned. Herv. kerk, om daarna die kerk op te blazen.
Bij de Engelsen is daarom ook waardering voor de actie van de Nederlandse recce. De commandant van de 156e brigade (52 Lowland Division) schrijft daarom in een brief aan de commandant van de 52e verkennings afdeling:
" I would like to express to all concerned my appreciation of the very smart piece of work of rounding up the enemy raiding party which landed in Noord Beveland on the 25th november 1944. In particular i would like to congratulate the Recc Sqn of the Netherlands brigade in playing a major part in frustrating an enemy attempt to a part of the liberated Holland.
C. Barclay, Brg. Comd.
156 Inf. Bde."
Twee dagen later vertrekt de 52e verkenning afdeling. Ze worden vervangen door nr.4 Commando. De Recce van de Irene Brigade komt nu onder hun bevel.
De bevolking van Colijnsplaat is dankbaar.
Op 9 december 1944 wordt een comité opgericht "om te komen tot oprichting van een gedenkteeken ter herinnering aan de bewaring van ons dorp op 25 november 1944. Het comité heeft zich belast met het inzamelen van gelden voor bedoeld gedenkteeken. Tevens stellen wij ons voor een gedeelte van de binnekomende gelden beschikbaar te stellen voor het fonds van nagelaten betrekkingen van de Irene Brigade, van wie luit. Havelaar voor ons zijn leven liet. Binnen eenige dagen zal daartoe een gift van U worden gevraagd" zo laat een schrijven uit die dagen weten.
Ere voorzitter van het comité is kapitein Immink.
De verkenningsafdeling verlaat Colijnsplaat op 31 december en vertrekt naar Kats.
Luitenant Havelaar blijft achter, op de algemene begraafplaats........
Pas na de capitulatie van de Duitse troepen op 5 mei 1945, bereikt het droeve nieuws zijn echtgenote en familie.
Enige maanden later wordt zijn stoffelijk overschot overgebracht naar het familiegraf in Hillegersberg, Rotterdam
Ieder jaar bij de dodenherdenking op 4 mei zijn ook een aantal soldaten van de Irene Brigade aanwezig.
|